In 2017 bezocht ik in het Stedelijk Museum in Amsterdam #artSmellery. In deze tentoonstelling was opmerkelijk weinig te zien: er hingen alleen zes witte canvasdoeken, vaak met en soms zonder lijst. Een tentoonstelling kan mij nog wel eens overweldigen, omdat er te veel mijn aandacht trekt en ik overal tegelijkertijd naar wil kijken. Ook #artSmellery vond ik indrukwekkend, niet doordat mijn ogen werden (over)prikkeld maar juist doordat mijn neus flink werd geprikkeld. In deze tentoonstelling draaide het namelijk om geur. Zes kunstwerken uit de collectie van het Stedelijk Museum waren door geurkunstenaar Jorg Hempenius vertaald in geurcomposities. De canvasdoeken waren van hetzelfde formaat als de originele kunstwerken en ze zaten in dezelfde lijst. In tegenstelling tot het origineel was op deze doeken echter niets te zien. Toch stonden alle bezoekers er – letterlijk – met hun neus bovenop, om de kunstwerken te ruiken. De werken waren vertaald in verschillende geuren en op iedere plek van het doek was er een andere geur te ontdekken. Zo rook bij Vincent van Gogh’s Vaas met Anjers (1886) het deel van het doek waar in het origineel de bloemen zijn geschilderd anders dan het deel waar de vaas is geschilderd. En dit gold eveneens voor Roy Lichtenstein’s As I Opened Fire (1964), waar het deel met de uitlaat anders rook dan die met de propellor.
In #artSmellery waren de meest uiteenlopende geuren te ruiken. Ik heb dit toen heel intens ervaren, maar het lukt mij nu niet meer om in woorden uit te drukken welke geuren ik allemaal heb geroken. Enerzijds komt dit door ons gebrek aan woorden om geuren mee te kunnen beschrijven. In de Nederlandse taal bestaat eigenlijk alleen het woord muf. De andere woorden die vaak worden gebruikt om geuren te beschrijven – zoals warm/koel, lekker/vies, zoet/zuur, vlak/indringend – zijn ergens anders aan ontleend, waaronder onze smaak. Anderzijds is geur sterk gelinkt aan herinneringen. Geuren kunnen ons terugbrengen naar specifieke momenten, plekken of ervaringen uit onze herinneringen. Daarnaast kunnen ze dezelfde gevoelens oproepen die we toen hebben gehad. Waar Marc Chagall’s Le violoniste (1912-1913) in #artSmellery naar rook weet ik nu niet meer, maar mocht ik dezelfde geuren ooit nog eens ruiken dan zou dit mij direct kunnen terugbrengen naar mijn herinnering van het ruiken van dit werk en het gevoel dat ik daarbij had.
Geur richt zich in tegenstelling tot ervaringen met de andere zintuigen direct op onze emoties, wij ervaren geuren zonder tussenkomst van onze ratio. Zelfs in zeer lage concentraties kunnen geuren al effectief zijn, zonder dat mensen zich ervan bewust zijn dat ze iets ruiken. Er kunnen onmiddellijk levendige herinneringen worden opgeroepen of iemands stemming kan sterk worden beïnvloedt. Het tegelijkertijd zowel interessante als complexe aan geuren is dat de ervaring hiervan vaak voor iedereen uniek is, afhankelijk van ieders individuele geschiedenis van ruiken. Hoewel er natuurlijk geuren zijn waarbij veel mensen dezelfde associatie hebben – zo doen frisse geuren zoals vers gemaaid gras, zilte zeelucht en lavendel vaak denken aan de zomer -, zijn er ook veel geuren waarbij mensen juist een heel persoonlijke associatie hebben. Geuren kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd en dit maakt het complex om ermee te werken, er kan namelijk niet worden gegarandeerd dat iedereen dezelfde geurervaring heeft.
In #artSmellery hebben de geurcomposities van Jorg Hempenius een extra dimensie gegeven aan de zes kunstwerken uit de collectie van het Stedelijk Museum. Het komt steeds vaker voor dat beeldende kunst wordt vertaald in geuren, vaak door iemand anders dan de oorspronkelijke kunstenaar. Bijvoorbeeld in The Multisensory Museum in het Van Abbemuseum, waar Andrzej Wróblewski’s schilderij Dazeni do Doskonalosci (Striving towards Excellence) (1952) door kunst- en geurhistorica Caro Verbeek is vertaald in de twee geuren ceder en ozon. Ik vind het een interessante en goede ontwikkeling dat geur een steeds grotere rol speelt in de kunstwereld. Geuren kunnen namelijk een waardevolle toevoeging zijn aan al bestaande kunstwerken, want het kan onze ervaring ervan verrijken. Daarnaast lijkt mij het leuk als er in de kunstwereld steeds meer kunstwerken zullen worden gepresenteerd die van zichzelf al geurend zijn. Zoals het werk van Hagen Betzwieser en Sue Corke, die hebben geprobeerd de geur van de maan te creëren en hierbij uitkwamen op een sterk naar buskruit ruikende geur. Of Birthe Leemeijer’s parfum l’Essence de Mastenbroek, die ruikt naar de geur van de polder. En natuurlijk de Pindakaasvloer van Wim T. Schippers. Want wie wilt er nou niet met zijn neus bovenop de kunst staan? Geuren kunnen tenslotte onvergetelijke herinneringen creëren.